dinsdag 17 september 2013

Federale bezinnning September

BEZINNING 17 SEPTEMBER 2013

Bidden met de jonge Samuel.

Inleiding.

Laten we deze bezinning beginnen met het kruisteken:
In de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest amen.

De bijbel nodigt ons uit om in ons gebed tijd te maken om te luisteren.
"Spreek Heer, uw dienaar luistert" zo bidt de jonge Samuel
Niet het opzeggen van woorden is de kern van het gebed,
wel het luisteren naar wat de Heer ons te zeggen heeft.

Openingslied.


Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
en hoe onzegbaar ons nabij,
Gij zijt gestadig met ons bezig,
onder uw vleugels rusten wij.

Gij zijt niet ver van wie U aanbidden,
niet hoog en breed van ons vandaan...
Gij zijt zo mens'lijk in ons midden,
dat Gij dit lied wel zult verstaan.

Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.

Gij zijt in alles diep verscholen,
in al wat leeft en zich ontvouwt.
Maar in de mensen wilt Gij wonen,
met hart en ziel aan ons getrouwd.

Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig,
tot wij in U volkomen zijn.

Stilte

Instrumentale orgelmuziek.


De aanwezigen staan op, iemand brengt het Bijbelboek aan en plaatst het vooraan. De aanwezigen plaatsen een brandend kaarsje in een kring rond de Bijbel

Roepingsverhaal van Samuel.


De jonge Samuel diende dus de Heer, onder de hoede van Eli. Er klonken in die tijd zelden woorden van de Heer en er braken geen visioenen door. Op zekere nacht lag Eli op zijn slaapplaats. Zijn ogen waren dof geworden, hij kon bijna niet meer zien. Samuel lag te slapen in het heiligdom van de Heer, bij de ark van God. De godslamp was bijna uitgedoofd. Toen riep de Heer Samuel. ‘Ja,’ antwoordde Samuel. Hij liep snel naar Eli toe en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen. Ga maar slapen.’ Toen Samuel weer lag te slapen, riep de Heer hem opnieuw. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Maar Eli antwoordde: ‘Ik heb je niet geroepen, mijn jongen. Ga maar weer slapen.’ Samuel had de Heer nog niet leren kennen, want de Heer had zich niet eerder aan hem bekendgemaakt door het woord tot hem te richten. Opnieuw riep de Heer Samuel, voor de derde keer. Samuel stond op, ging naar Eli en zei: ‘Hier ben ik. U hebt me toch geroepen?’ Toen begreep Eli dat het de Heer was die de jongen riep. Hij zei tegen Samuel: ‘Ga maar weer slapen. Wanneer je wordt geroepen, moet je antwoorden: “Spreek, Heer, uw dienaar luistert.”’ Samuel legde zich weer te slapen, en de Heer kwam bij hem staan en riep net als de voorgaande keren: ‘Samuel! Samuel!’
En Samuel antwoordde
"Spreek Heer dienaar luistert."

Lied


De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht,
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.

Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit,
heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid;
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.

Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt,
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.

Evangelie


Uitzending van de tweeënzeventig leerlingen
Daarna stelde de Heer tweeënzeventig anderen aan, die hij twee aan twee voor zich uit zond naar iedere stad en plaats waar hij van plan was heen te gaan. Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig; vraag dus de eigenaar van de oogst of hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen. Ga op weg, en bedenk wel: ik zend jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen geldbuidel, geen reistas en geen sandalen mee, en groet onderweg niemand. Als jullie een huis binnengaan, zeg dan eerst: “Vrede voor dit huis!” Als er een vredelievend mens woont, zal jullie vrede met hem zijn; zo niet, dan zal die vrede bij je terugkeren. Blijf in dat huis, en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Ga niet van het ene huis naar het andere. En als jullie een stad binnengaan en daar welkom zijn, eet dan wat je wordt voorgezet, genees de zieken die er zijn en zeg tegen hen: “Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.” Maar als jullie een stad binnengaan waar je niet welkom bent, trek dan door de straten en zeg: “Zelfs het stof van uw stad dat aan onze voeten kleeft, vegen we van ons af als aanklacht tegen u; maar bedenk wel: het koninkrijk van God is nabij!” Ik zeg jullie: het lot van Sodom zal op die dag draaglijker zijn dan het lot van die stad. Wee Chorazin, wee Betsaïda, want als in Tyrus en Sidon de wonderen waren gebeurd die bij jullie gebeurd zijn, zouden de inwoners van die steden zich allang in een boetekleed hebben gehuld en met stof op hun hoofd tot inkeer gekomen zijn. Wanneer het oordeel komt, zal het lot van Tyrus en Sidon draaglijker zijn dan dat van jullie. En jij, Kafarnaüm, je denkt toch niet dat je tot in de hemel zult worden verheven? In het diepst van het dodenrijk zul je afdalen! Wie naar jullie luistert, luistert naar mij, en wie jullie afwijst, wijst mij af. En wie mij afwijst, wijst hem af die mij gezonden heeft.’

Lectio Divina:

a) in stilte het verhaal lezen
b) om beurt een vers voorlezen
c) na enige stilte om beurt een zin of zinsdeel die je persoonlijk raken luidop lezen, vervolgens een woord dat je persoonlijk raakt

Intussen instrumentale muziek.


Voorbeden


Heer God geef mij een ruim hart dat niet langer zelfgenoegzaam is,
maar naar anderen toe wil leven,
meevoelend met elke vreugde en meelijdend met elke pijn.
Laat ons zingend bidden

Laat ons bidden,
laat ons bidden in de stilte van ons hart,
dat de Vader ons daartoe bezielen mag.

Heer God, geef me een eenvoudig hart, dat ik me niet hoger acht
dan de minste der mensen,
want ik weet hoe ikzelf uw barmhartigheid nodig heb;
Laat ons zingend bidden

Laat ons bidden,
laat ons bidden in de stilte van ons hart,
dat de Vader ons daartoe bezielen mag.

Heer God geef me een gelovig hart, dat ik weet dat Gij me nabij zijt,
dat Gij uw hand op mijn schouder en in al mijn zwakheid mijn sterkte blijft.
Laat ons zingend bidden

Laat ons bidden,
laat ons bidden in de stilte van ons hart,
dat de Vader ons daartoe bezielen mag.

Heer God, geef me een hoopvol hart dat ook in diepe duisternis gelooft
dat het licht doorbreekt en dat de toekomst goed wordt.
Laat ons zingend bidden

Laat ons bidden,
laat ons bidden in de stilte van ons hart,
dat de Vader ons daartoe bezielen mag.


Onze Vader


Lied.


Mijn Herder zijt Gij, o mijn Heer,
aan niets ontbreekt het mij;
ik vrees nu geen gevaren meer,
Gij staat mij altijd bij.

In groene beemden voert Gij mij,
waar Gij mij rusten doet.
Aan frisse wat'ren laaft Gij mij,
verkwikkend mijn gemoed.

Langs veil'ge paden leidt Gij mij,
omwille van uw Naam.
Langs donk're krochten ga ik vrij,
gerust, want wij zijn saam.

Uw zaalge zegen rust op mij
en volgt mij overal.
In 't huis des Heren woon ik blij
waar 'k eeuwig zingen zal.

Slotgebed. (samen)


Heer, onze God, zo vaak is bidden voor mij spreken,
Vertellen, een woordvloed....

Leer mij dat bidden vaak is:
Luisteren en zwijgen, horen naar uw woord.
Zomaar zitten en bezinnen, leegte durven voelen.

Het is niet gemakkelijk in deze tijd van drukte en volle agenda's
In deze dagen van alles steeds vlugger.

Geef mij een hart dat kan luisteren Heer,
Naar wat U mij te vertellen hebt, naar wat U van mij verlangt....

Want enkel zo kan mijn bidden 'doen' worden...
Een leven in dienst van U en de ander alle dagen van mijn leven. Amen.

Slotlied.


Vriendelijk Licht, dat heel de dag
aan de hemel hebt geblonken,
laat niet eenzaam in het donker
wie uw glorie stralen zag.

Vriendelijk Licht, dat leven schenkt
en het duister hebt verdreven,
geef mij warmte om te leven
als de koude dood mij wenkt.

Vriendelijk Licht, blijf in mijn hart
dat uw gloed niet kan ontberen,
nu de nacht gaat wederkeren
en al wat er leeft verstart.

Vriendelijk Licht, dat eeuwig brandt,
wil de dood in mij verteren,
Licht der zondaars, Licht des Heren,
Licht van 't eeuwig vaderland.


Zegen en zending.


Moge God je bewaren in de palm van zijn hand,
Moge de Heer zij aangezicht over u laten lichten en u zijn vrede geven
In de naam van de Vader de Zoon en de H. Geest. Amen

Geen opmerkingen: