Federale bezinning 18 november 2014
Lied
Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
en hoe onzegbaar ons nabij,
Gij zijt gestadig met ons bezig,
onder uw vleugels rusten wij.
Gij zijt niet ver van wie U aanbidden,
niet hoog en breed van ons vandaan...
Gij zijt zo mens'lijk in ons midden,
dat Gij dit lied wel zult verstaan.
Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig,
tot wij in U volkomen zijn.
Inleiding
Goede avond, goede vrienden
Deze bezinning heb ik opgevat als dank voor de vele mensen
die me de laatste tijd gedragen hebben.
Het zijn teksten die los staan van elkaar ,
maar allen drukken ze strijd of gevoelens uit.
Het zijn teksten van hoop, van liefde, van dank
We beginnen onder Gods zegen : In de naam ….
Dank U, God, voor mensen
Ik dank U,God,
Voor alles wat ik van anderen mocht ontvangen
voor mensen die met mij verbonden zijn geweest,
die trouw zijn geweest in hun zorg en liefde,
die mijn verdriet hebben gedeeld,
die mij hebben laten delen in hun geluk.
Ik dank U, God,
voor allen die in stilte aan mij hebben gedacht,
voor hen die attent waren
in de kleinste dingen van alledag,
mensen die konden troosten,
mensen met een hart vol barmhartigheid en verzoening.
voor allen die mij konden bezielen,
mensen die een bevrijdend woord konden spreken,
mensen die konden luisteren,
mensen die zo maar nabij waren,
mensen die mij rust konden geven
Ik dank U,God,
voor mensen voor wie ik iets mocht betekenen,
mensen die mijn liefde durfden ontvangen,
mensen die op mij konden wachten
Stilte
Psalm 23 samen
Mijn herder is de Heer,
mij zal het nooit aan iets ontbreken.
Hij brengt mij in een oase van groen,
daar strek ik mij uit aan de rand van het water
daar is het goed rusten.
Ik kom weer tot leven, dan trekken wij verder,
langs vertrouwde wegen, Hij voor mij uit.
Want God is zijn naam.
Al moet ik het duister in van de dood,
ik ben niet angstig, U bent toch bij me,
onder uw hoede durf ik het aan.
Gij nodigt mij aan uw eigen tafel,
en allen die tegen mij zijn
moeten het aanzien: dat Gij mij bedient,
dat Gij mij zalft, mijn huid en mijn haren,
dat Gij mijn beker vult tot de rand.
Overal komen geluk en genade’
mij tegemoet, mijn leven lang.
En altijd kom ik terug in het huis
van de Heer, tot in lengt van dagen.
Stilte
Lied
Mijn Herder zijt Gij, o mijn Heer,
aan niets ontbreekt het mij;
ik vrees nu geen gevaren meer,
Gij staat mij altijd bij.
In groene beemden voert Gij mij,
waar Gij mij rusten doet.
Aan frisse wat'ren laaft Gij mij,
verkwikkend mijn gemoed.
Langs veil'ge paden leidt Gij mij,
omwille van uw Naam.
Langs donk're krochten ga ik vrij,
gerust, want wij zijn saam.
Uw zaalge zegen rust op mij
en volgt mij overal.
In 't huis des Heren woon ik blij
waar 'k eeuwig zingen zal.
Samen hoopvol op weg
Ik hoop dat er altijd iemand zal zijn in mijn leven,
die ik kan vertrouwen, bij wie ik veilig ben,
met wie ik mijn angsten kan delen.
Ik hoop dat er altijd iemand zal zijn in mijn leven,
op wie ik kan bouwen,bij wie ik kan schuilen,
die een arm om mij heen slaat
als het stormt in mijn leven
Ik hoop dat er altijd iemand zal zijn in mijn leven,
op wie ik kan steunen als de storm tegen mijn levensboot beukt,
als ik angstig ben en vrees te verdrinken.
Ik hoop dat er altijd iemand zal zijn in mijn leven,
die weet wat luisteren is,die me serieus neemt,
aan wie ik kan vertellen
wat mijn hart zwaar en donker maakt.
Ik hoop dat er altijd iemand zal zijn in mijn leven
die mij de moed geeft en die me helpt
nieuw grond onder mijn voeten te krijgen.
Ik hoop zo te weten dat God
zorg heeft om elke mens.
stilte
Lied
Zolang er mensen zijn op aarde, zolang de aarde vruchten geeft, zolang zijt Gij ons aller Vader. Wij danken U voor al wat leeft. Zolang de mensen woorden spreken, zolang wij voor elkaar bestaan, zolang zult Gij ons niet ontbreken, wij danken U in Jezus’ naam. Gij voedt de vogels in de bomen, Gij kleedt de bloemen o het veld. O Heer, Gij zijt mijn onderkomen, en al mijn dagen zijn geteld. Gij zijt ons licht, ons eeuwig leven, Gij redt de wereld van de dood. Gij hebt Uw zoon aan ons gegeven, zijn lichaam is het levend brood. Daarom moet alles U aanbidden, uw liefde heeft het voortgebracht. Vader, Gij zelf zijt in ons midden. O Heer, wij zijn van uw geslacht.
Storm samen
Soms steekt er een storm op in ons leven.
Soms raken we uit de koers.
We weten niet meer waarheen en waartoe.
We worden overmand door angst,
angst voor de toekomst en angst voor mensen.
Midden in de storm is er iemand,
die naar ons toekomt.
Hij steekt een helpende hand uit.
Zijn naam is : Redder van mensen.
Hij zegt ons : wees niet bang. Ook al zit alles tegen :
Ik ben er ook nog. Heb vertrouwen.
Het is niet gemakkelijk om Hem midden in de storm
te herkennen.
Soms zijn we door onze angst
alleen maar op ons zelf gericht.
En toch is Hij aanwezig. Hij komt in ons leven aan
boord als een houvast,
als Een die nieuwe richting wijst.
Waar wij dreigen te vergaan, grijpt Hij ons vast.
Hij brengt stilte en rust,
nieuw toekomst en leven, in Gods naam.
Stilte
Lied
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht,
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit,
heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid;
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.
Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt,
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.
Heer onze God
Laat me een kwetsbaar mens zijn
die diep geraakt kan worden
door de pijn die anderen verwondt.
Laat me een goed mens zijn
die zachte woorden spreekt
die ‘olie en wijn” op wonden zijn.
Laat me een edelmoedig mens zijn
die helpt waar hij kan
en nooit zegt: “ik heb geen tijd”
Laat me een trouw mens zijn
die een gegeven woord nooit breekt
en geen mens ooit loslaat;
Laat me een mens zijn
die Gij van zijn wonden geneest
om zelf ‘een pleister op vele wonden te zijn’
Stilte
Lied
Dat het licht in ons mag blijven branden,
‘t laaiend vuur, het dove niet.
God draagt ieder mensenkind op handen,
looft zijn Naam met een vreugdelied.
Kinderen op aarde, geliefden van de Heer,
treedt zijn woning binnen, brengt Hem lof en eer.
Gij die klein en arm zijt, deemoedig en oprecht,
God heeft u zijn vrede eeuwig toegezegd .
Warmte voor wie kou lijdt, een huis voor iedereen,
God verdrijft het duister, laat geen mens alleen.
Morgen, middag, avond, bij nacht en dageraad,
God is licht en leven, ‘s mensen toeverlaat.
Liefde samen
Liefde is de enige norm van ons christen - zijn.
Het leven van Jezus staat bol van voorbeelden
hoe Hij daaraan telkens weer voorrang geeft.
Hij pint niemand vast op een verleden.
Hij is eerder de man van oneindig vergeven,
van ruimte bieden en toekomst schenken.
Daardoor laat Hij zien hoe God met mensen omgaat.
Als God zo voor ons is, wie zal dan tegen zijn?
Liefde is de enige norm van ons christen-zijn.
Het is een uidaging om grenzen te verleggen,
om kwaad met geheid te niet te doen
Het is een opdracht om onze zon te laten schijnen
voor goeden en kwaden, voor vrienden en vijanden.
Geen gemakkelijke opgave,
maar wel de vraag van Jezus :
iets meer te doen dan het gewone
om buitengewoon goed te worden
zo goed als God.
Stilte
Lied
Vriendelijk Licht, dat heel de dag aan de hemel hebt geblonken,
laat niet eenzaam in het donker wie uw glorie stralen zag.
Vriendelijk Licht, dat leven schenkt en het duister hebt verdreven,
geef mij warmte om te leven als de koude dood mij wenkt.
Vriendelijk Licht, blijf in mijn hart dat uw gloed niet kan ontberen,
nu de nacht gaat wederkeren en al wat er leeft verstart.
Vriendelijk Licht, dat eeuwig brandt, wil de dood in mij verteren,
Licht der zondaars, Licht des Heren, Licht van 't eeuwig vaderland.
Waar zal ik
Waar zal ik Je vinden, God,
als ik niet opensta
voor ’t komen van jouw Zoon,
als in mijn hart geen plaats is voor bevrijding
en in mijn hand geen ruimte
voor een milde mensenhand?
Waar zal ik Je vinden, God,
als ik mijn leven richt
naar zoveel schijngeluk
en als mijn ogen zijn gesloten
voor ’t komen van jouw licht?
Waar zal ik Je vinden, God,
als ik me niet laat vinden, keer op keer ,
door Jou en door jouw Zoon,
die komt vandaag en telkens weer?
Waar zal ik Je vinden , God,
als ik niet hoor je stem diep in mijn hart,
als ik niet luister
naar wat Jij mij te zeggen hebt
in ieder mens, die klein en broos
en weerloos is in deze tijd?
Slotlied
Wij gaan weer verder vol van hoop, De ongebaande wegen,
Met onze droom op hinderloop, De meeste feiten tegen
De onrust houdt ons op de been En dat doet ons verder reizen
Een stem die klinkt door alles heen Een God niet weg te prijzen
Zijn woord houdt aan in ons gemis, Dat alles kan verkeren,
Dat vrede hier bestaanbaar is En onrecht om te keren
Hij doet ons kiezen voor de mens Bedreigd, verarmd, vergeten,
Hij voert ons naar de laatste grens Om van elkaar te weten
Sjaloom geluk op deze reis Het duurt misschien nog eeuwen
Maar twijfel niet meer aan de wijs Het lam huist bij de leeuwen
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten