VERWELKOMING.
’t Is weer voorbij die mooie zomer…
Een mooie zomer voor velen,
maar niet voor iedereen.
In vele streken waren er grote rampen,
de olieramp in de Golf van Mexico,
de mijnramp in Chili waar nog altijd mijnwerkers opgesloten zitten, hongersnood in Niger,
en dan vooral de overstromingen in Pakinstan.
De televisiebeelden zullen wij niet vlug vergeten:
die mensen die schreiend uitriepen:
“hoe moeten wij dat nu weer overleven?
Het is de zoveelste keer…
En dan komt de vraag:
hoe komen mensen deze zoveelste ramp te boven?
Waar halen zij de kracht vandaan
om vanuit de puinhoop tot iets nieuws te komen,
wetende dat het weer niet van lange duur zal zijn?
Waar halen mensen telkens opnieuw de kracht vandaan
om weer op te staan?
Uit de liefde, uit de vriendschap en verbondenheid met anderen?
Of is er méér in hen aanwezig
dat hen de moed geeft om verder te gaan
en niet achterom te kijken?
Die onzichtbare hand op hun schouder van Hem die zegt:
”Ik ben er voor jou en waar jij niet meer verder kan,
daar neem Ik jou op mijn schouders;”
Voelen zij daardoor die onvoorwaardelijke kracht
die hen de moed doet verzamelen
om hun hoofd op te richten,
om weer toekomstgericht te kunnen denken en doen?
Vallen en weer opstaan:
het is niet zo vanzelfsprekend.
Er is moed voor nodig
en hoop en een karrenvracht geloof in….
Omdat ook wij geloven in die goddelijke kracht
willen we deze bezinning beginnen met het kruisteken:
In de naam van de Vader, van de Zoon en de H. Geest. Amen.
INTREDELIED.
Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
en hoe onzegbaar ons nabij,
Gij zijt gestadig met ons bezig,
onder uw vleugels rusten wij.
Gij zijt niet ver van wie U aanbidden,
niet hoog en breed van ons vandaan...
Gij zijt zo mens'lijk in ons midden,
dat Gij dit lied wel zult verstaan.
Gij zijt onzichtbaar voor onze ogen
en niemand heeft U ooit gezien.
Maar wij vermoeden en geloven
dat Gij ons draagt, dat Gij ons dient.
Gij zijt in alles diep verscholen,
in al wat leeft en zich ontvouwt.
Maar in de mensen wilt Gij wonen,
met hart en ziel aan ons getrouwd.
Heer, onze Heer, hoe zijt Gij aanwezig
waar ook ter wereld mensen zijn.
Blijf zo genadig met ons bezig,
tot wij in U volkomen zijn.
OPENINGSGEBED
Heer onze God, we staan in federatie, parochie en vereniging
aan het begin van een nieuw werkjaar,
vol nieuwe initiatieven en ontdekkingen
voor wie open en ontvankelijk staan.
Laat het ons niet ontbreken aan aandacht
voor het goede dat mogelijk is,
aan begrip voor wat anderen inbrengen,
aan goede wil om mee te doen
en aan daadwerkelijke inzet.
Leer ons vooral onze medewerking te zien
als een onbaatzuchtige dienst,
waarin we niet onszelf willen zoeken,
maar alleen de komst van uw Rijk. Amen.
PSALM 8: DE MENS TEMIDDEN VAN GODS SCHEPPING
Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam
wijd en zijd op de aarde
gelijk Gij uw majesteit
doet verschijnen hoog aan de hemel,
uit de mond der kleinen, de kreet van het kind
uw vermogen bevestigt,
dat uw tegenstanders het weten,
dat vijand en verstoorder moet zwijgen.
Als uw hemel ik zie - uwer vingeren werk,
maan en sterren die Gij daar stelde,
wat is dàn de mens dat Gij acht op hem slaat,
het mensenkind dat Gij hem aanziet?
En nochtans gaaft Ge hem een haast goddelijke staat;
met waardigheid hebt Gij, met schoonheid gekroond
die Gij heerser maakt over het werk uwer handen.
Want alles hebt Gij aan zijn voeten gelegd:
de schapen, het hoornvee bijeen
en de andere, de dieren des velds,
de vogelen des hemels, de vissen der zee:
wat de banen der zeeën doorkruist.
Heer, onze God, hoe vol macht is uw naam
wijd en zijd op de aarde.
Eer aan de Vader, de Zoon en de H. Geest.
Zoals het was in het begin, nu en altijd
LIED
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht,
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.
Hij doet met ons, Hij gaat ons in en uit,
heeft in zijn handen onze naam geschreven.
De Heer wil ons bewonen als zijn huis,
plant als een boom in ons zijn eigen leven,
wil met ons spelen, neemt ons tot zijn bruid;
en wat wij zijn, Hij heeft het ons gegeven.
Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen.
Gij hebt ons zelf ontvankelijk gemaakt,
zoals de regen neerdaalt in de bomen,
zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat,
zo zult Gij uw beminden overkomen.
VOORBEDEN
Wees zegen en hoop, God,
voor allen die medemensen zorgzaam en liefdevol nabij zijn,
die met open hart en open handen naar mensen gaan
Mens voor de mensen zijn, herder als God
Trooster voor groot en klein, zo lief als God
Laten wij bidden dat mensen naar elkaar blijven luisteren en tijd maken:
Man en vrouw voor elkaar
ouders en kinderen voor elkaar,
en overal waar mensen hoe dan ook met elkaar te maken hebben.
Mens voor de mensen zijn, herder als God
Trooster voor groot en klein, zo lief als God
Voor onszelf en voor allen die zich inzetten voor uw kerk,
bidden wij U God:
Geef ons de luisterende houding van Maria,
dat wij in momenten van stilte
Uw wil op het spoor komen,
dat wij in ons leven van alle dag Uw wil ten uitvoer brengen.
Mens voor de mensen zijn, herder als God
Trooster voor groot en klein, zo lief als God
Samen
Dit zijn onze beden, Heer
Spreek in de diepte van ons hart,
want U bent het die ons de goede weg zal wijzen. Amen.
ONZE VADER
LIED
Niet als een storm, als een vloed, niet als een bijl aan de wortel
komen de woorden van God, niet als een schot in het hart.
Maar als een glimp van de zon, een groene twijg in de winter,
dorstig en hard deze grond, zo is het koninkrijk Gods.
Stem die de stilte niet breekt, woord als een knecht in de wereld,
naam zonder klank, zonder macht, vreemdeling zonder geslacht.
Blinden herkennen de hand, dovemansoren verstaan Hem,
zalig de man die gelooft, zalig de boom aan de bron.
Hier in dit stervend bestaan wordt Hij voor ons geloofwaardig,
worden wij mensen van God liefde op leven en dood.
BEZINNING
Een vrouw zag op straat drie mannen zitten.
“ik ken jullie niet” zei ze,
“maar ik zie dat jullie honger hebben.
Kom maar binnen in mijn huis.”
“wij gaan niet samen het huis binnen”
zeiden de mannen.
“waarom niet?” vroeg de vrouw
Een van de mannen zei.
“Wij zijn Rijkdom, succes en Liefde.
Vraag aan je man wie van de drie hij in huis wil.
Haar man zei “laten wij Rijkdom uitnodigen.”
De vrouw wilde liever Succes uitnodigen,
maar de schoondochter stelde voor om Liefde uit te nodigen.
De vrouw ging naar buiten en vroeg aan de mannen:
“wie van jullie is Liefde? Want die is welkom in ons huis;”
Liefde stond recht en ging het huis binnen.
De twee anderen stonden ook recht en volgden hem.
Verbaasd zei de vrouw
“Ik heb alleen Liefde uitgenodigd.
Waarom gaan jullie ook naar binnen?”
De oude man zei:
“Als je Rijkdom of Succes had uitgenodigd,
dan waren de twee anderen blijven zitten.
Maar je hebt voor Liefde gekozen,
en waar hij gaat daar gaan wij samen met hem.”
STILTE
WEES GEGROET
LIED
Salve Regina
Salve, Regina, mater misericordiae;
vita, dulcedo et spes nostra,
salve Ad te clamamus,
éxules filii Evae.
Ad te suspiramus, gementes et flentes
in hac lacrimarum valle.
Eia ergo, advocata nostra,
illos tuos misericordes óculos ad nos converte.
Et Jesum, benedictum fructum ventris tui,
nobis post hoc exilium ostende.
O clemens, o pía, o dulcis Virgo Maria.
ZEGEN EN ZENDING
Mogen onze gezichten stralen van vreugde
want God is onze Vader, Hij is Liefde.
Mogen onze handen vrede brengen
want God Zoon is onze broeder,
Hij is vergeving en genezing.
Mogen onze voeten licht zijn op de levensweg,
want de Geest van God stuwt ons,
Hij is onze gids en tochtgenoot
Mogen ons zegenen
De Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten